A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

IJs:

Is de vaste aggregatietoestand van water. Het ontstaat wanneer water wordt afgekoeld beneden het vriespunt (0°C). Ijs bestaat in verschillende soorten: bevroren water, sneeuw, ijzel, rijp.

 

IJsdag:

Van een ijsdag is sprake wanneer gedurende een etmaal de temperatuur (op 1,5 meter hoogte) op enig moment niet boven het vriespunt is gekomen. De maximum temperatuur ligt dus ook beneden het vriespunt.

 

 

IJsheiligen weer:

De "IJsheiligen" is één van het oudste en wellicht bekendste begrip uit de volksweerkunde. De eerste berichten over deze "strenge heren" dateren van rond het jaar 1000. De IJsheiligen zijn St. Mamertus, St. Pankratius, St. Servatius en St. Bonifacius. Zij vieren hun naamdagen op achtereenvolgens 11, 12, 13 en 14 mei. Drie is het heiliggetal en daarom rekent men er in de meeste landen maar drie tot de IJsheiligen. In sommige landen wordt St. Mamertus niet meegeteld, in andere landen hoort St. Bonifacius er niet bij. Deze heilige is niet de bekende Bonifatius, (bijgenaamd de Apostel van Duitsland), die in 754 te Dokkum werd vermoord want die heeft zijn feestdag op 5 juni. Zijn naamgenoot, de IJsheilige Bonifacius was een Romeins burger, die in 307 de marteldood stierf tijdens de christenvervolgingen onder keizer Diocletianus. Sommige landen, waaronder Duitsland, Hongarije en Zwitserland, rekenden in het verleden ook 15 mei (ook wel aangeduid als koude Sophie) nog tot de IJsheiligen. Dat dateert uit de elfde eeuw, toen Sophie beschermelinge van de vorst was. In het Alpengebied werden indertijd op die dagen vuren ontstoken ter bescherming tegen de vorst. De IJsheiligen ontlenen hun benaming aan het gevaar van koud voorjaarsweer voor het gewas, dat in deze tijd in volle bloei staat. Een late vorstnacht kan nu veel schade aanrichten. Het is echter niet zo dat tijdens de IJsheiligen de kans op een overgang naar koud weer groter is dan op andere dagen in het voorjaar. Abrupte klimaatveranderingen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen ook in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul heel uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de IJsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter.

 

 

IJsregen:

Bestaat uit kogelronde, doorzichtige ijsbolletjes. Het is bevroren regen en daarom zijn deze bolletjes altijd kleiner dan 5 mm.

 

 

IJsnaaldjes (poolsneeuw):

Treden op bij strenge kou (temperaturen beneden -10°C). Overdag zal de zon ze doen 'zilveren'. Heel fijne ijskristallen zweven dan voorbij.

 

 

IJzel:

Ontstaat wanneer regen of motregen onderkoeld is. Bij aanraking met de grond of met voorwerpen bevriezen de druppels en ontstaat er een ijslaag.

Een dag met ijzel is een dag dat ijsafzetting is waargenomen, veroorzaakt door het bevriezen van onderkoelde regen- of motregendruppels op voorwerpen of op het aardoppervlak. Ook dagen waarop ijsregen (= bevroren regen) valt, rekenen we tot ijzeldagen.

 

 

Imbat:

De lokale naam voor een zeebries in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee, langs de Turkse westkust in de streek van Izmir.

 

 

Incus:

Latijns voor 'aambeeld'. Een toegevoegde detailbeschrijving van het wolkengeslacht Cumulonimbus. Bij zeer sterke vertikale ontwikkeling kan de top van deze wolk onderaan de tropopauze of op grote hoogten uitwaaieren. De sterke winden op deze niveaus drijven de ijskristallen in één richting zodat de wolk er uit ziet als een aambeeld. Na het verdwijnen van de cumulonimbus blijft de "incus" soms aanwezig als cirrostratus. Verkeersvliegers houden steeds een veilige afstand van deze wolkvorm daar het gevaar voor hagelschade meestal aanwezig is.

 

 

Indifferent:

Een toestand in de atmosfeer waarbij een luchtdeeltje dat daalt of stijgt, adiabatisch afkoelt of opwarmt maar steeds de gelijke temperatuur aanneemt als de omringende lucht. Het zal dus steeds op dezelfde positie blijven.

 

 

Inferno:

Lokale aflandige wind langs de oevers van het Lago Maggiore in Italië.

 

 

Infrarood:

Is de naam van de elektromagnetische straling waarvan de golflengte groter is dan deze van het zichtbare licht. Infrarode straling noemt men ook wel eens warmtestraling.

 

 

Infrarood hygrometer:

Apparaat voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid op basis van infrarode lichtbundels. In het midden van de vorige eeuw ontwikkelde het US Weather Bureau deze apparatuur. Het geheel bestaat uit een projector, detector en een recorder. De werking is als volgt: vanuit de projector worden twee infrarood lichtbundels met verschillende golflengten, horizontaal door een luchtlaag gezonden. Eén golflengte kan door waterdamp worden geabsorbeerd. In de detector kan het energieverschil tussen de beide invallende lichtstralen worden gemeten. In de recorder worden deze gegevens dan omgezet in relatieve vochtigheidsprocenten. Het toestel blijkt zeer nauwkeurig te meten, ook nog bij extreem lage tempeaturen te functioneren en bij uiterst geringe vochtigheidswaarden.

 

 

Inversie:

Omkering. Normaal neemt de temperatuur met de hoogte af met ongeveer 0,6 °C per 100 meter. Indien echter de temperatuur vanaf een bepaald niveau in de bovenlucht opnieuw toeneemt (komt veelvuldig voor in een hogedrukgebied) spreekt men van een inversie. Naargelang het vormingsproces spreekt men van een subsidentie-invesie in hogedrukgebieden, frontale-inversie, stralings- of afkoelings-inversie op het einde van koude wolkenloze nachten. De aanwezigheid van een inversie(laag) verhindert de vertikale uitwisseling in de atmosfeer, waardoor bijv. vochtige, koude lucht in de onderste lagen langer aanwezig kan blijven met als gevolg langer aanhoudende nevel of mist en toenemend gevaar voor aandoeningen van de luchtwegen.

 

 

Ionosfeer:

De luchtlaag van de atmosfeer die zich uitstrekt van ongeveer 70 tot 700 km boven het aardoppervlak. Het is het gebied van de dampkring waarin zich ionisatieprocessen afspelen. Het is trouwens in dit gedeelte van de atmosfeer dat het poollicht voorkomt.

 

 

Intortus:

Latijns voor: verwrongen, verward, grillig gekromd. Een variëteit van de Cirrus bewolking.

 

 

Iriseren:

Het verschijnen van een regenboogkleurige krans, of een gedeelte daarvan, in de wolken.

 

 

Isobaar:

Lijn die punten van gelijke luchtdruk met elkaar verbindt.

 

 

Isallobaar:

Lijn die punten van gelijke luchtdrukverandering met elkaar verbindt.

 

 

Isohyps:

Lijn die punten met gelijke hoogte van een bepaald drukvlak met elkaar verbindt.

 

 

Isotherm:

Lijn die punten van gelijke temperatuur met elkaar verbindt.

 

 

Interferentie:

Het verschijnsel dat golven uit verschillende richtingen elkaar versterken of uitdoven. Dit komt bijvoorbeeld voor bij lichtgolven en bij golven op een wateropppervlak.