A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

Paddestoelwolk:

Wolk, die zich aanvankelijk vertikaal ontwikkelt, doch zich later horizontaal uitbreidt (tegen een inversie).

Pannus:

Rafels, flarden. Meteorologisch: aanduiding voor slecht weer wolk.

 

Parels van Bailly:

Bij een zonsverduistering de laatste (of na de totaliteit de eerste) lichtstralen die door de maandalen schijnen, ook wel Baily's Beads genoemd. Bij de laatste lichtstraal is de corona al te zien en we spreken dan wel van de diamantring.

 

Passaat:

Zijn winden ten noorden en ten zuiden van de evenaar. Ten noorden van de equator heeft men de NO-passaat en ten zuiden ervan de ZO-passaat. Was de corioliskracht (door de rotatie van de aarde) niet van toepassing geweest dan waren het gewoon noorden- en zuidenwinden.

 

Perigeum:

Punt op de ellipsvormige maanbaan waar de maan het dichtst bij de aarde staat (356.400 km).

 

Perihelium:

Punt op de ellipsvormige aardbaan waar de aarde het dichtst bij de zon staat (147 miljoen km).

 

Persistente contrail:

Een contrail (vliegtuigcondensatiestreep) die langer dan 10 minuten zichtbaar blijft. De persistentie is voornamelijk afhankelijk van de vochtigheid van de omgevingslucht en de windsnelheid. Is de lucht bij aanvang erg vochtig dan zal de contrail minder snel oplossen. Een luchttemperatuur van tussen de -50°C en -60°C en een relatieve vochtigheid van tenminste 80% zijn ideale omstandigheden voor de vorming van persistente contrails. Bij -45°C tot -50°C zijn de contrails vaak zwak en kort persistent.

 

Pileus:

(spreek uit: piléjus) -hoed, kapje. Meteorologisch: Altocumulus bankje, meestal boven een Cumuluscongestus en Cumulonimbus calvus en ontstaan door optilling van een hoeveelheid met waterdamp verzadigde lucht.

 

Pluviograaf:

Automatisch registrerende pluviometer.

 

Pluviometer:

Toestel om de neerslaghoeveelheid te bepalen. Een pluviometer bestaat meestal uit een trechter met een gekende oppervlakte en iets om de opgevangen neerslag te verzamelen (in zijn eenvoudigste vorm een fles). Door de opgevangen hoeveelheid water te meten en te delen door de oppervlakte van de trechter bekomt men de neerslaghoeveelheid in liter per vierkante meter of millimeter.

 

Polaire lucht:

Niet van de poolstreken afkomstig, maar van het gebied tussen de 50e en 65e breedtegraad.

 

Polar low:

Een kleine maar intense depressie die zich ontwikkeld nabij de rand van het vaste ijs in het noordpoolgebied (ten westen van Noorwegen) en met een noordelijke luchtstroming naar het zuiden trekt. Ze kenmerken zich door een zeer koude bovenlucht.

 

Poolbanden:

Cirrus banden die, parallellopend, de indruk wekken in één punt samen te komen (convergeren) vanwege het perspectief. Vaak een 'straalstroom'-verschijnsel.

 

Poollicht:

Het poollicht krijgt ook de naam van zuider- of noorderlicht. Het is een kleurrijk lichtverschijnsel dat zich op grote hoogte boven onze hoofden afspeelt: in de ionosfeer. Het poollicht komt voor op hoogten tussen de 70 en 700 kilometer. In de meeste gevallen echter situeert de hoogte zich tussen de 100 en 150 km. Het frequent voorkomen van het poollicht hangt samen met de 11-jarige zonnevlekkencyclus. De van de zon afkomstige protonen en elektronen slaan de stikstof en zuurstof aan die deze lichtverschijnselen geven. Het magnetische veld van de aarde zorgt ervoor dat alleen aan de polen deze van de zon afkomstige deeltjes dieper in de atmosfeer kunnen doordringen waarbij ionisatieprocessen optreden.

 

Praecipitatio:

Zich uitstortend. Meteorologisch: neerslag gevend.

 

Psychrometer:

Toestel voor het meten van de vochtigheid van de lucht. Een psychrometer bestaat uit 2 thermometers. Eén daarvan meet de gewone luchttemperatuur. Deze thermometer wordt ook de 'droge bolthermometer' genoemd. De tweede thermometer heeft iets speciaals: het reservoir is omwikkeld met een vochtig doekje of kousje dat met een klein waterreservoir verbonden is. Deze thermometer heet dan ook 'natte bolthermometer'. Hoe werkt het nu? Wanneer de relatieve luchtvochtigheid minder dan 100% bedraagt (dus niet verzadigd), dan kan er water uit dit kousje verdampen. Verdamping kost energie en deze energie wordt onttrokken aan het kwik in het reservoir van de tweede thermometer. Daardoor gaat deze tweede thermometer een lagere themperatuur aanwijzen dan de eerste. Aan de hand van het temperatuurverschil tussen beide kan o.a. de relatieve vochtigheid, dauwpunt, enz. worden bepaald. Dit is een vrij ingewikkelde berekening zodat op de meeste psychrometers een tabel is aangebracht waardoor men de relatieve vochtigheid eenvoudig kan aflezen.

 

 


Pyranometer:
Toestel voor het meten van diffuus en directe zonnestraling.