A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

 

Mammatus:

Aan de onderzijde van een buienwolk is soms een bijzondere vorm te zien die mammatus genoemd wordt. Het zijn als het ware vrouwenborstachtige uitstulpingen die ontstaan door dalende en stijgende turbulente bewegingen. Meestal zijn ze beter te zien aan de achterzijde van de buienwolk.

 

 

Matige vorst:

Er is sprake van matige vorst indien de minimumtemperatuur tussen de -5°C en de -10°C ligt.

 

 

Maximum thermometer:

Thermometer die gebruikt wordt voor het meten van de hoogste temperatuur gedurende een bepaalde periode. De professionele versies werken op hetzelfde principe als dat van een koortsthermometer waarbij in de buis een vernauwing is aangebracht die, wanneer de temperatuur terug zakt, de kwikkolom doet onderbreken. Een ander, courant in de winkel verkrijgbaar type is een combinatie van een minimum- en maximumthermometer, de zgn. thermometer van Six.

 

 

Mediocris:

In vertikale richting middelmatig ontwikkelde Cumulus bewolking.

 

 

Mesopauze:

De bovenste begrenzing van de mesosfeer op een hoogte van ca. 85 km. Daar worden de laagste temperaturen van de atmosfeer gemeten die kunnen dalen tot 80 á100°C beneden het vriespunt. Boven de mesopauze begint de thermosfeer.

 

 

Mesoscale Convective Complex (MCC):

Een mesoscale convective complex is de naam voor een groot gebied met onweer, dat het vaakst in de loop van de nacht ontstaat. Droge lucht zal sneller afkoelen dan vochtige lucht. In de loop van de avond en de nacht kunnen daardoor op het grensvlak tussen droge en vochtige lucht forse temperatuurverschillen ontstaan. Wanneer er een stroming os vanuit de vochtige luchtmassa in de richting van de droge lucht, zal de vochtige lucht gedwongen worden te stijgen. Wanneer die vochtige lucht ook nog een goed warm is, kan een groot gebied met onweer ontstaan. Dit gebeurt vaak in de Verenigde Staten, waar MCC's grote regenbrengers zijn in de agrarissche gebieden, maar soms ook in Europa. Een MCC kan zo groot worden als de hele Benelux.

 

 

Mesosfeer:

Luchtlaag van de atmosfeer die zich boven de stratopauze uitstrekt (tussen 40 en 80 km hoogte). Aan de stratopauze bedraagt de temperatuur nog gemiddeld zo'n 30 á 50°C; naarmate men hoger gaat daalt deze temperatuur tot aan de mesopauze.

 

 

Meteoor:

Brokstuk of stofdeeltje uit de wereldruimte dat de aardbaan kruist. Bij binnendringen wordt dit door de wrijvingswarmte verhit, zodat een opgloeiend spoor is te zien ("vallende ster"). De meeste meteoren verbranden geheel in de dampkring Van grotere exemplaren kan een restant op aarde neerkomen. Dat restant noemen we dan een meteoriet.

 

 

Meteograaf:

Toestel dat de combinatie is van een thermo-, hygro- en barograaf en zodoende de temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en luchtdruk continu registreert.

 

 

Meteorologie:

Een andere naam voor weerkunde of wetenschap van het weergebeuren. Het is de studie van de fysische processen die zich in onze atmosfeer afspelen. De belangrijkste weerkundige processen spelen zich af in de onderste 15 km van de atmosfeer: de troposfeer.

 

 

Microklimaat:

Een zeer lokaal klimaat dat verschilt met het omringende klimaat (bijvoorbeeld een stadsklimaat).

 

 

Midden Europese Tijd MET:

Dit is de Universal Time + 1 uur. De normale tijd (wintertijd) in Nederland behoort hier toe.

 

 

Midden Europese Zomer Tijd MEZT:

Dit is de Universal Time + 2 uur. De zomertijd in Nederland behoort hier toe

 

 

Minimum thermometer:

Thermometer die gebruikt wordt voor het meten van de laagste temperatuur.

 

 

Mist:

Wanneer het zicht minder wordt dan één kilometer ten gevolge van fijne waterdruppeltjes die in de lucht zweven, spreekt men van mist. Mist kan men onderscheiden in de volgende soorten: advectieve mist, grondmist, regenmist, slootmist, stralingsmist en mistbanken. Is het zicht meer dan 1km, dan spreekt men van nevel.

 

 

Mistbanken:

Mistgebieden met geringe vertikale en horizontale afmetingen, meestal met zeer dichte mist

 

 

Mistdag:

Een mistdag is een dag waarop voorwerpen op 2 meter hoogte en 1 km afstand niet meer te herkennen zijn als gevolg van in de lucht zwevende waterdruppeltjes of ijskristallen.

 

 

Mistral:

Is de naam van een koude noordelijke valwind in de Rhone-vallei in Frankrijk. Hij strekt zich verder uit over de Middellandse Zee, ten zuiden van de Rhone-delta, tot aan Corsica. De richting van de mistral is steeds uit de noordelijke sector. De gemiddelde snelheid ervan aan het aardoppervlak gemeten bedraagt zo'n 50 km/h. Naar de monding toe van de Rhone loopt die snelheid op tot zelfs 80 á100 km/h, te wijten aan de versmalling van de Rhone-vallei. Op lage hoogte is hij heviger bij helder dan bij betrokken weer. De mistral vertoont een uitgesproken dagelijkse schommeling; het maximum komt voor tussen 13 en 17 uur. De belangrijkste eigenschappen van de mistral zijn: zijn frequentie, zijn kracht en de koude droogte. Zijn duur is variabel, maar meestal duurt hij enkele dagen.

 

 

Moesson:

De benaming moesson werd oorspronkelijk gebruikt om winden bij de Arabische Zee aan te duiden die gedurende zes maanden waaien uit noordoostelijke richting en uit zuidwestelijke richting gedurende de overige zes maanden. De voornaamste oorzaak van het ontstaan van die winden is het seizoensgewijze verschil tussen de temperatuur van de zee en het vasteland. In beginsel komen deze winden overeen met land- en zeebries, maar hun periode strekt zich hier over een heel jaar uit in plaats van een dag. Ook zijn hier uitgestrekte gebieden bij betrokken in plaats van een smalle strook. De gebieden die voor moessoncirculaties in aanmerking komen zijn de gebieden aan de keerkringen. Tijdens het zomerseizoen ontstaat boven Centraal-Azië een uitgestrekt laag waarbij in zulke mate lucht wordt aangezogen dat de invloed tot op de westelijke Stille Oceaan en over gans de Indische Oceaan waarneembaar is. Dit is de zomermoesson of zuidwestmoesson die warme en vochtige lucht over het zuidelijk gedeelte van het vasteland aanvoert, wat op hoger gelegen gebieden overvloedige neerslag met zich meebrengt. Gedurende het winterseizoen strekt zich boven Centraal-Azië een uitgebreid en krachtige anticyloon uit waarbij koude en droge luchtmassa's zich naar de evenaar verplaatsen waar deze een snelle transformatie ondergaan en in de passaatwinden van het noordelijk halfrond overgaan. Dit is de winter- of noordoostmoesson.

 

 

Mooiweer wolk:

Cumulus humilis, een wolkensoort die meestal optreed bij standvastig, mooi weer.

 

 

Morgenrood:

Rode kleur van wolken en de onderste lagen van de dampkring bij zonsopkomst. Ontstaat doordat de blauwe kleur van het witte zonlicht door de moleculen in de lucht zijwaarts is verstrooid.

 

 

Motregen:

Heeft druppeltjes met een doorsnede van 0,1 tot 0,5 mm. Zie onder regen.

 

 

Motsneeuw:

Bestaat uit zeer kleine ijsdeeltjes, een soort korreltjes met een doorsnede van 1 mm.