A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

Haboeb:

De Haboeb is een wind die het meest voorkomt in het noordelijk en noordoostelijk deel van Soedan. Ze worden gekenmerkt door een wervelende zandmassa, gepaard met een plotse toename van de windsnelheid en verandering in windrichting, een scherpe daling in temperatuur en een zeer slecht zicht. Ze hebben een duidelijke dagelijkse gang: ze worden hoofdzakelijk in de loop van de namiddag en avond waargenomen, eerder uitzonderlijk tussen 4 en 14h. Het ontstaan van de meeste van deze haboebs schijnt te wijten te zijn aan de ontmoeting van betrekkelijk koude en warme lucht; soms kan de aanwezigheid van koude lucht veroorzaakt worden door het voorbijtrekken van een diepe depressie over het noordelijk gedeelte van Soedan.

 

Hagel:

Een neerslagvorm bestaande uit ijsdeeltjes met een diameter gaande van enkele millimeter (0,5 tot 5 mm) of tot enkele centimeters (ijbrokken tot meer dan 10 cm grootte). Deze ijsdeeltjes groeien langzaam ten gevolge van aangroeiing van laagjes ijs tijdens hun weg in een cumulonimbus-wolk. Het is een neerslagvorm die meestal voorkomt gedurende zware (onweers)buien. Hagelkorrels zijn meestal niet doorzichtig. In de poolstreken komt deze neerslagvorm haast niet voor.

 

 

Hageldag:

Een hageldag is een dag waarop minstens één hagelkorrel is waargenomen.

 

 

Harmattan:

De harmattan is een warme en droge noordoosten- tot oostenwind die over het noordwesten van Afrika waait. Hij beïnvloedt een gebied dat zich uitstrekt tot 5° noorderbreedte in januari en tot 18° noorderbreedte in juli. In de hogere luchtlagen vindt men hem terug ten zuiden van deze limiet waar hij boven de zuidwestmoesson stijgt.

 

 

Hectopascal:

De officiële eenheid voor de luchtdruk. 1 hPa = 100 Pascal (1 Pa = 1N/m²). Eén hectopascal is hetzelfde als één millibar.

 

 

Heiigheid:

Kleine droge of vochtige stofdeeltjes in de lucht die de zichtbaarheid verminderen.

 

 

Heliograaf:

Toestel om de hoeveelheid zonneschijn te registreren. Bestaat uit een massief glazen bol met daarachter een diagram. Wanneer de zon schijnt brandt deze een spoor in het diagram. De lengte van het brandspoor is een maat voor de totale zonneschijnduur.

 

 

Hellingswind:

Bij mooi weer overdag wordt een aan de zon blootgestelde (berg)helling door de zonnestraling verwarmd. De lucht die zich dichtbij de helling bevindt, wordt daardoor meer verwarmd dan deze die zich op enige afstand van de helling bevindt. Deze warmere lucht is lichter en gaat stijgen (anabatische wind) en wordt op zijn beurt vervangen door lucht die zich aanvankelijk op enige afstand van de helling bevond. Na enige tijd ontstaat er een gesloten circulatie. Tijdens de nacht krijgen we net de omgekeerde situatie: door de nachtelijke uitstraling koelt de berghelling meer af en zo ook de zich onmiddellijk daarboven bevindende lucht. Wij krijgen een dalende hellingswind (katabatische wind).

 

 

Hellman pluviometer:

Naar Gustav Hellmann, Duits meteoroloog, 1854 - 1939. Deze neerslagmeter bestaat uit een cilindervormige opvangbuis (200 cm²) met een trechter op de bodem. Deze trechter zelf bevindt zich op 1 m boven het aardoppervlak en mondt uit in een fles.

 

 

Helmwind:

Een sterke, koude, katabatische en buiige NO'sten wind langs de westelijke hellingen van de Cross Fell bergen in Cumbria, NW Engeland. Het fenomeen komt vooral gedurende de late winter en de lente. De naam "helm" komt van een typische wolkenbank die boven de bergtoppen blijft hangen, soms ook "cap cloud" genoemd.

 

 

Herfst:

Eén van de 4 seizoenen. De astronomische herfst begint rond 23 september wanneer de dag- en nachtperiode exact even lang zijn. De weerkundige herfst start echter reeds op 1 september en omvat ook nog de maanden oktober en november. In dit seizoen treden de eerste (najaars-)stormen op.

 

 

Heterosfeer:

Uit het Grieks: heteros = anders geschapen. Dit deel van de atmosfeer, ongeveer vanaf een hoogte van 120 km, in dewelke de samenstelling van de atmosfeer verandert. M.a.w. het moleculair gewicht van gassen verandert ingevolge o.m. de ontbinding van zuurstof (dissociatie) en diffusie.

 

 

Hittegolf:

Hieronder verstaan we een tijdvak van minstens 5 dagen, waarin de maximumtemperatuur op alle dagen 25°C of hoger is en waarvan er minstens 3 dagen 30°C of hoger zijn.

 

 

Hondsdagen:

De tijd van de hondsdagen is een zomerperiode waarin het weer vaak erg warm en broeierig kan zijn. De combinatie van hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid maakt dat het geregeld benauwd aanvoelt en onweersachtig is.  Het weerbeeld tijdens de Hondsdagen is trouwens in enkele gevallen onstabiel. Vandaar ook de weerspreuk behorend bij Sint Margriet dat op 20 juli valt;   Regent het op Sint-Margriet, dan zes weken regen dat het giet. De hondsdagen werden in de Romeinsetijd ook wel beschouwd als de droogste tijd van het jaar. Heel dikwijls wordt in deze tijd het topje van de zomer bereikt. Maar als het weer in de 'Grote Hond-periode' wisselvallig is dan herstelt het zich vaak moeilijk. De benaming 'hondsdagen' is ontleend aan de hondsster Sirius. De hondsster is in de ochtendschemering zichtbaar op onze breedte tussen 19 Juli en 18 Augustus. De naam hondsdagen komt ook uit de tijd toen er nog geen koelkasten bestonden want het eten bedierf sneller en het werd dan vaak aan de hond gevoerd.

 

 

Hoog:

Hogedrukgebied. Daar is een luchtkolom zwaarder dan in de omgeving.

 

 

Hogedrukgebied:

Een relatief druk maximum. Een andere naam voor een hogedrukgebied is anticycloon. Is een oppervlakte van druk dat wordt gekenmerkt door divergerende winden en een rotatie tegengesteld aan deze van de aarde; dit is in wijzerzin op het noordelijk halfrond en in tegenwijzerzin op het zuidelijk halfrond.

 

 

Humulis:

Nederig, laag, onaanzienlijk, klein.

 

 

Hygrograaf:

Automatisch registrerende hygrometer.

 

 

Hygrometer:

Toestel voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid. Werkt meestal op het principe dat ontvet paardenhaar langer wordt bij stijgende luchtvochtigheid. Een hygrometer geeft de verhouding tussen de actuele hoeveelheid waterdamp en de maximale hoeveelheid die de lucht kan bevatten, gegeven de heersende temperatuur. Het ijken van een hygrometer gebeurd door alle openingen af te dekken behalve één. Door deze ene opening blaast men uitgeademde lucht, deze is meestel verzadigd van vocht, en de hygrometer moet dan 100% aanwijzen. Is dit niet het geval dan moet de hygrometer bijgesteld worden.