A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

 

Straalstroom:

In het Engels: "jet stream". Is een "rivier" van lucht die zich snel voortbeweegt op grotere hoogte (ca 10km) en enkele honderden kilometers breed en enkele kilometers dik is. De straalstroom scheidt de koudere polaire lucht van de warmere lucht uit het zuiden en "stuurt" in het algemeen weersfenomenen als fronten en lagedrukgebieden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende types:

de polaire straalstroom: de meest voorkomende positie over West-Europa is een weinig ten noorden van de ligging van het polaire front op de grond. Over de Atlantische Oceaan komt hij meestal uit het westen (tussen ZW en NW).

de subtropische straalstroom: studies van hoogtewindkaarten tonen het bestaan van een lange stroming krachtige westenwinden tussen de 20e en 30e breedtegraad, zowel noord als zuid.

de equatoriale straalstroom: van midden juni tot begin september strekt zich in de hogere troposeer tussen de evenaar en de 20e breedtegraad een band oostenwinden uit omheen de aarde. Deze winden bereiken slechts in twee streken een jet-wind intensiteit:= één ervan loopt van de Filipijnen tot Soedan, de andere situeert zich boven West-Afrika.

de stratosferische straalstroom (poolnacht-jet): deze komt voor in de winter tussen de breedten 60° en 70°. De jet-buis bevindt zich onmidellijk onder de stratopauze op een hoogte van 40 tot 45 km.

low-level straalstroom (lage jet): onder bepaalde voorwaarden kunnen er boven uitgestrekte vlakten op lage hoogte krachtige windvelden ontstaan. Ze ontwikkelen zich 's avonds en bereiken hun maximum rond zonsopgang om daarna snel te verdwijnen. Ze krijgen de naam van jet-stream omdat hun stroomlijnen zich voordoen in een smalle band gelijkaardig aan deze van de jet-stream op grotere hoogten.

 

Stralingsmist:

Mist, ontstaan door uitstraling van het aardoppervlak. Dit wordt dan kouder. De eropliggende luchtlaag koelt mede af, waarbij het dauwpunt bereikt kan worden.

 

Stratocumulus:

Behoort tot de familie van de lage wolken. Grijze of witachtige wolkenbank of wolkenlaag, waarin bijna altijd donkere gedeelten voorkomen; de bank of laag lijkt op een tegelvloer of is samengesteld uit ballen, rollen, enz., die niet vezelachtig zijn (afgezien van virga) en die met elkaar versmolten kunen zijn. De meeste regelmatig gerangschikte, kleine elementen hebben een schijnbare afmeting van meer dan vijf graden. Dit type wolken behoort tot de 'lage wolken' en bestaat uit waterdruppeltjes. (Wolkenatlas Stratocumulus)

 

Stratopauze:

De bovenste begrenzing van de stratosfeer op een hoogte van ca. 50 km. Het vormt de fictieve scheidingslijn tussen de stratosfeer en de mesosfeer. Ter hoogte van de stratopauze worden temperaturen waargenomen in dezelfde ordegrootte als deze aan het aardoppervlak of zelfs nog iets hoger.

 

Stratosfeer:

De luchtlaag die zich uitstrekt vanaf 12 km tot 40 km hoogte en dus begrenst is door de tropopauze en de stratopauze.. Kenmerkend voor de stratosfeer is de ozonlaag (tussen de 25 en 35 km hoogte) die de schadelijke UV-C-straling van de zon tegenhoudt. Ook een typisch kenmerk voor deze luchtlaag is de temperatuurstoename (van -50°C tot +20°C) bij grotere hoogte.

 

Stratus:

Behoort tot de familie van de lage wolken. Een over het algemeen grijze wolkenlaag met een tamelijk egale onderzijde waaruit motregen, sneeuw of motsneeuw kan vallen. Als de zon door de wolken heen is te zien, is zijn omtrek duidelijk zichtbaar. In Stratus onstaan geen haloverschijnselen, behalve soms bij zeer lage temperaturen. Stratus kan zich ook in de vorm van flarden voordoen. Stratus bestaat gewoonlijk uit waterdruppeltjes en bij hevige koude ook uit ijsdeeltjes. (Wolkenatlas Stratus)

 

Strenge vorst:

Er is sprake van strenge vorst indien de minimumtemperatuur tussen -10°C en -15°C ligt.

 

Sublimeren:

Is de directe overgang van gasvormige toestand naar vaste toestand, zonder dat de vloeibare toestand wordt bereikt.

 

Subsidentie:

Subsidentie is het proces van grootschalig dalende luchtbewegingen in een hogedrukgebied. De subsidentie heeft in het algemeen een gunstige invloed op het weer. De dalende lucht wordt namelijk geleidelijk opgewarmd (met 1°C per 100 meter), waardoor eventueel in de lucht aanwezige wolkendruppeltjes verdampen, de bewolking dunner wordt of zelfs verdwijnt. Door de aanwarming kan de lucht op hogere niveaus warmer worden dan de lucht direct daaronder, zodat een invesie ontstaat. Wanneer het hogedrukgebied waarin dit proces plaatsvindt langdurig op zijn plaats blijft, zal de subsidentie doorgaan en zal dus ook de subsidentie-inversie steeds dichter bij het aardoppervlak komen. Omdat er bij een inversie geen uitwisseling meer is tussen de luchtlagen aan de onder- en bovenkant ervan, zullen vocht en stof in de onderste luchtlagen als het ware gevangen zitten.

 

Subtropisch lucht:

Lucht, afkomstig uit de subtropen, het overgangsgebied tussen de tropen en de gematigde streken. Voor Europa is dat het Middellandsezeegebied. Elders tussen de 25° noorderbreedte en 25° zuiderbreedte.

 

 

Supercel:

In sommige gevallen groeit een multicel uit tot een zware storm en evolueert uiteindelijk tot een supercel. Deze zeer krachtige stormen, die altijd hevig zijn, hebben bijna vertikaal uitgestrekte en zeer intense kernen met sterke stijgstromen. Ze zijn zo goed als altijd vergezeld van zeer frequente daalstromingen of microbursts, van grote hagelstenen (tot 2 cm diameter) en soms ook tornado's.