A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
S'.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
weerindelft
Met dank aan Meteo Julianadorp, waar een groot gedeelte van de tekst vandaan komt

 

Kelvin Temperatuurschaal:

Absolute temperatuurschaal. 0 Kelvin komt overeen met het absolute nulpunt (min 273,16° Celsius). De schaaldelen zijn even groot als die volgens de schaal van Celcius. Het kookpunt van zuiver water bij een druk van 1013.25 hPa komt overeen met 373,16K

 

 

Klimaat:

De gemiddelde weersgesteldheid van een bepaalde plaats gedurende een langere periode.

 

 

Klimatologie:

Is de wetenschappelijke studie van het klimaat.

 

 

Klimatologisch gemiddelde:

Klimatologen gebruiken een periode van dertig jaar om klimatologische gemiddelde vast te leggen. Meestal wordt het klimatologisch gemiddelde iedere tien jaar geactualiseerd. Voor de jaren 2001 t/m 2010 betekent dit dat we gebruik maken van de gemiddelden over de periode van 1971 t/m 2000. Als we het over het klimaat en klimaten hebben, kijken we vaak ook naar de wereldschaal en de invloed die grootschalige weerfenomenen op het klimaat kunnen hebben.

 

 

Knoop:

In de meteorologie soms gebruikt als eenheid voor snelheid. Een knoop komt overeen met 1 zeemijl (= 1852 meter) per uur. Een knoop is gelijk aan (afgerond) 0,5 m/s. Wordt dikwijls afgekort tot "kt".

 

 

Komma wolk:

Altocumulus of Cirrocumulus met virga, door de wind gebogen.

 

 

Korrelhagel:

Neerslag van kleine troebele ijsdeeltjes (kleiner dan de gewone hagel). Ze vormen zich bij botsing van onderkoelde waterdruppeltjes met ijskristallen. Druppeltjes en ijskristallen bevriezen tezamen. Hun diameter is hoogstens een 4 tot 5 millimeter. Korrelhagel is veelal bij zware buien waar te nemen, vooral tijdens het winterhalfjaar; het gaat dan veelal gepaard met sneeuw en >korrelsneeuw.

 

 

Korrelsneeuw:

Bestaat uit witte, ondoorzichtige, meest conisch gevormde ijsbrokjes, die op hagel lijken. Hun diameter is slechts enkele millimeters. De bolletjes hebben een brosse structuur. Wanneer je er op drukt vallen ze uiteen. Ze worden het meest opgemerkt bij buien met winterse neerslag. Het is voornamelijk een winterverschijnsel in tegenstelling tot hagel.

 

 

Koudegetal:

Het koudegetal, ook wel aangeduid als wintergetal Hellmann (H), wordt bepaald uit het dagelijks etmaalgemiddelde van de temperatuur. Dat is het gemiddelde over 24 uur, dat bepaald wordt uit de 24 uurlijkse temperatuurmetingen op een dag. Alle etmaalgemiddelden beneden het vriespunt over de periode 1 november tot en met uiterlijk 31 maart worden opgeteld, zodat uiteindelijk één (koude)getal wordt verkregen. Daarvan wordt het minteken weggelaten.

 

 

Koudegolf:

Onder een koudegolf wordt verstaan een aaneengesloten periode van minimaal 5 ijsdagen (maximumtemperatuur < 0°C) waarvan 3 dagen met strenge vorst (minimumtemperatuur < -10°C).

 

 

Koudeput:

Van een koude put spreken we als er zich in de hogere luchtlagen een hoeveelheid (zeer) koude lucht bevindt waardoor zich daar een lagedrukgebied vormt dat op de grondkaarten niet terug te zien is. In een koude put is de lucht erg onstabiel en daardoor ontstaan er gemakkelijk buien, die in de winter vaak sneeuw geen. De doorsnede van een koude put is enkele honderden kilometers.

 

 

Koufront:

De scheidingslijn tussen twee luchtmassa's waarbij een relatief warmere luchtsoort wordt verdrongen door één met een lagere temperatuur. De meest intensieve neerslag vindt plaats tijdens de passage, vaak in de vorm van buien. Afhankelijk van de temperatuurverschillen voor en achter het koufront gaan de buien soms gepaard met onweer en zware windstoten.

 

 

Krans:

Een regenboogkleurige of parelmoerkleurige schijf om zon of maan in doorschijnende wolken.

 

 

Krimpen:

Verandering van windrichting tegen de wijzers van de klok in (bijvoorbeeld van west over zuidwest naar zuid).

 

 

Kuifwolk:

Altocumulus 'uitsneeuwend', er als een kuif uitziend.

 

 

Kustfront:

Een kustfront is een front wat niet samenhangt met een lagedrukgebied, maar vormt een begrenzing tussen twee verschillende regimes. Het is in feite de sterke broer van het zeewindfront. Het kustfront ontstaat bij voorkeur in het najaar, als het zeewater juist nog vrij warm is ten opzichte van de relatief koele lucht boven land. Voorwaarden voor het ontstaan zijn: onstabiele lucht, boven de warme zee moeten buien zich gemakkelijk kunnen ontwikkelen, verder moet de wind niet te sterk zijn maar wel min of meer aanlandig zijn. Extra gunstig is een windrichting die enigszins evenwijdig langs de kust waait.

 

 

Kwikbarometer:

Barometer ontwikkeld door Torricelli. Daarbij wordt een buis met een lengte van ca. 1 meter volledig gevuld met kwik en daarna omgekeerd in een bakje met kwik gezet. Het kwik zakt in de buis tot op een hoogte van ongeveer 76 centimeter; boven dit kwik is het in de buis luchtledig. Deze kwikstand komt overeen met een druk van 1013,25 hPa. Een millimeter kwikdruk komt overeen met ongeveer 1,33 hPa. Een nadeel van een kwikbarometer is dat deze temperatuursafhankelijk is (het kwik zet namelijk uit bij stijgende temperatuur. Daarom is het nodig de afgelezen barometerstand om te rekenen.