De Duitse fysicus Gabriel Daniel Fahrenheid (1686-1736) bracht het grootste deel
van zijn leven door met het onwerpen en bouwen van weerkundige instrumenten. Hij
ontwikkelde ook de naar hem genoemde temperatuurschaal, die in sommige (Angelsaksische)
landen nog steeds wordt gebruikt. De schaal was gedefinieerd volgens drie punten:
de temperatuur van een mengsel van water, ijs en keukenzout (0° F), het vriespunt
van water (32° F) en de temperatuur van het menselijk lichaam (geschat op 96° F).
In 1742 introduceerde Anders Celsius, een Zweeds astronoom, een schaal waarop het
nulpunt het kookpunt van water was en het vriespunt bij 100° lag. Deze 'omgekeerde'
schaal was bedoeld om in de winter negatieve temperaturen te vermijden. In 1745 werd
de schaal omgedraaid door de Zweedse natuuronderzoeker Carolus Linnaeus (1707-1778)
en deze schaal is nu bekend als de Celsiusschaal.
Vochtigheid is moeilijker te meten dan temperatuur en de eerste hygrometers waren
dan ook onnauwkeurig. In 1781 ontdekte Horace Bénédict de Saussure (1740-1799) dat
een menselijk haar dat gekookt was in soda de vochtigheid goed aangaf. Zorgvuldig
bewerkt haar wordt nog steeds gebruikt in hygrometers. Men vond het zelfs zo belangrijk
dat men een storm die in 1788 over het noorden van Frankrijk raasde in kaart heeft
gebracht.
Een belangrijke doorbraak in de hygrometrie werd in 1802 gedaan door de Britse onderzoeker
John Dalton (1766-1844; foto rechts). Hij toonde aan dat de hoeveelheid waterdamp
die nodig was om lucht te verzadigen sterk afhing van de temperatuur. Dit leidde
tot de begrippen dampdruk, verzadigingsdruk en relatieve vochtigheid.
Nieuwe instrumenten
De eerste barometers waren gebaseerd op die van Toricelli, maar ze waren gevuld met
uiteenlopende vloeistoffen. Robert Boyle (1627-1691; schets links), een Engels geleerde,
maakte twee modellen: een waterbarometer en een kleinere hevelbarometer. In de wielbarometer,
uitgevonden door Robert Hooke (1635-1703), een collega van Boyle, werd gebruik gemaakt
van kwik. Dit was waarschijnlijk de eerste barometer met weersaanduidingen, zoals
Zeer droog, Onbewolkt, Veranderlijk, Regen en Storm. Hooke vond ook de regenmeter
uit. Betrouwbare stuwbuis windmeters verschenen in de jaren veertig van de achttiende
eeuw. Het meest bekende type, uitgevonden door de Britse meteoroloog W.H. Dines,
wordt ook nu nog gebruikt.
Internationale meetnetten
In de achttiende eeuw werden verscheidene meteorologische meetnetten opgezet onder
leiding van wetenschappelijke genootschappen zoals bv. in de Académie des Sciences
in Parijs (zie foto onder). Dit was één van de centra van weerkundig onderzoek Een
verzoek dat in 1723 werd ingediend door James Jurin, secretaris van de Royal Society,
had tot gevolg dat er waarnemingen werden ontvangen uit Engeland, West-Europa, Noord-Amerika
en India. In de jaren dertig van de achttiende eeuw werden meetnetten opgezet in
Siberië door de Deense zeevaarder Vitus Bering.
Het belangrijkste meetnet was dat van het genootschap in Mannheim, dat in 1781 begon
met 14 en uitgroeide tot 39 meetposten over heel de wereld. Het genootschap hield
in 1799 op te bestaan, maar toen had het al methodes nagelaten die van grote waarde
bleken toen in de negentiende eeuw de synoptische weersverwachting opkwam.
De eerste Amerikaanse meteorologen:
De eerste weerwaarnemingen in de Nieuwe Wereld (America) waren die van de geestelijk
John Campanius in 1644-1645 op het Swedes Fort, nabij het huidige Wilmington in Delaware.
De eerste thermometer- en barometermetingen werden verricht omstreeks 1735 door John
Lining, een uit Schotland afkomstige bewoner van Charleston in South Carolina. In
de Verenigde Staten had men het geluk dat leiders als Thomas Jefferson (zie foto
recths), Benjamin Franklin en George Washington veel belangstelling hadden voor meteorologie.
Benjamin Franklin was een enthousiast weerwaarnemer en vond tevens de bliksemafleider
uit. Op basis van berichten in de krant toonde hij aan dat in oktober 1743 een storm
zich noordoostwaarts van Georgia naar Massachusetts had verplaatst: de allereerste
analyse van de beweging van een stormsysteem. Volgens de overlevering kreeg Thomas
Jefferson (1743-1826) zijn eerste thermometer toen hij de onafhankelijkheidsverklaring
schreef en zijn eerste barometer enkele dagen nadat dit document was ondertekend.
Ruim 50 jaar lang nam Jefferson regelmatig het weer waar. Tussen 1776 en 1778 deden
hij en zijn collega James Madison de eerste simultane weerwaarnemingen in Amerika.
George Washington hield ook een meteorologisch dagboek bij. Zijn aantekeningen op
13 december 1799 zouden de laatste woorden zijn geweest die hij opschreef.
De weerkundige waarnemingen werden in de zeventiende en achttiende eeuw steeds regelmatiger
en nauwkeuriger als gevolg van de ontwikkeling van nieuwe instrumenten en de groei
van waarnemingsnetwerken.
Vanaf het einde van de zeventiende eeuw
ontwikkelde de natuurkunde en weerkunde
zich langs een breed front