Cirrocumulus (Cu)
Dunne witte pluk, bank of laag van wolken zonder schaduwing, bestaande uit zeer kleine elementen in de vorm van korrels, ribbels, enz., al of niet gescheiden en min of meer regelmatig gerangschikt; de meeste elementen hebben een schijnbare afmeting van minder dan één graad.
Samenstelling en uiterlijk
Cirrocumulus bestaat vrijwel uitsluitend uit ijskristallen; er kunnen in deze wolken sterk onderkoelde waterdruppeltjes aanwezig zijn, maar deze gaan gewoonlijk snel over in ijs.
Cirrocumulus stratiformis undulatusto (foto: B. Mühr)
Cirrocumulus komt gewoonlijk voor in min of meer uitgestrekte velden, bestaande uit zeer kleine elementen in de vorm van korrels, ribbels, enz. (Cc stratiformis); de elementen zijn dikwijls in een of twee golfsystemen gerangschikt (variëteit undulatus). De velden hebben soms vezelachtige randen. In zeldzame gevallen komen in een Cirrocumulusveld kleine, min of meer regelmatig verdeelde ronde gaten voor, waarvan vele met gerafelde randen, die het wolkenveld dikwijls het aanzien geven van een net of een honingraat (variëteit lacunosus). Cirrocumulus komt eveneens voor in banken, die de vorm hebben van een lens of een amandel (Cc lenticularis); deze zijn dikwijls zeer langgerekt en gewoonlijk scherp begrensd.
Minder vaak bestaat Cirrocumulus uit zeer kleine toefjes met rafelige onderkanten (Cc floccus) of uit elementen in de vorm van zeer kleine uitstulpingen die gelijken op torentjes en die oprijzen van een gemeenschappelijke horizontale basis (Cc castellanus).
Cirrocumuluswolken zijn altijd doorzichtig genoeg om het de waarnemer mogelijk te maken te zien waar de zon of de maan staat. In Cirrocumulus wordt soms een krans of paarlemoeren glans (irisatie) waargenomen.Neerslag uit Altostratus, die de grond bereikt, valt onafgebroken in de vorm van regen, sneeuw, ijsregen of korrelhagel.
Wanneer turbulente luchtlagen onder Altostratus door verdamping voldoende vochtig zijn geworden kunnen zich daarin wolkenflarden (pannus) vormen. In het beginstadium van hun bestaan zijn de pannuswolken klein; zij komen dan slechts verspreid en duidelijk van elkaar gescheiden voor, gewoonlijk op vrij grote afstand onder de basis van Altostratus.
Altostratus opacus (foto: B. Mühr)
Deze afstand neemt in een later stadium, wanneer de Altostratus dikker wordt en de basis lager komt, belangrijk af. Tegelijkertijd
worden de pannuswolken groter en talrijker; zij kunnen dan tot een schijnbaar aaneengesloten laag samensmelten.
Voornaamste verschillen
Tussen Cirrocumulus en wolken uit daarop gelijkende geslachten.
Cirrocumulus in de vorm van afgeronde toefjes of kleine ronde torentjes die oprijzen van een gemeenschappelijke basis, kan verward
worden met Cirrus met een soortgelijk uiterlijk. Het onderscheid wordt gemaakt op grond van de schijnbare afmetingen van de wolkenelementen, die bij Cirrocumulus in tegenstelling tot Cirrus, minder dan een graad moeten bedragen, wanneer ze op een hoogte
van meer dan 30 graden boven de horizon worden waargenomen.
Een veld Cirrocumulus verschilt van Cirrus en Cirrostratus doordat het ribbels vertoont of onderverdeeld is in heel kleine wolkjes;
er mogen vezelachtige, zijdeachtige of effen gedeelten (karakteristiek voor Cirrus en Cirrostratus) in voorkomen, maar deze mogen
tezamen niet het grootste deel ervan uitmaken. Cirrocumulus verschilt van Altocumulus doordat de elementen merendeels zeer klein
zijn en geen schaduwing vertonen.
a
Ontstaanswijze
Cirrocumulus kan ontstaan in een aanvankelijk onbewolkt gedeelte van de hemel.
Cirrocumulus kan ook ontstaan door omvorming van Cirrus, Cirrostratus of Altocumulus; in het laatste geval geschiedt dit door het kleiner worden van de Altocumuluselementen.
Cirrocumulusbanken in de vorm van lenzen of amandelen ontstaan gewoonlijk in een vochtige luchtlaag bij stijgende bewegingen tengevolge van het reliëf van het terrein.