Wat is weer?.

De dampkring.

Klimaatgordels.

Bronnen van het weer.

Seizoenen en kringlopen.

Mondiale winden.

Lokale winden.

Frontsystemen.

Tropische cyclonen.

Het weer en het landschap.

Het weer en de zee.

Water in de lucht.

Wolkenvorming.

Regen en sneeuw.

De levensloop van een onweersbui.

Kleuren aan de hemel.

Weerrecords.

Elektrische verschijnselen.

Wervelende winden.

Benamingen wolken.

 

In de loop der eeuwen zijn er vele methoden ontwikkeld voor het definiëren van klimaatgordels op aarde. De meest opvallende gordels worden begrensd door de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring en door de 2 poolcirkels.

Klimaten tussen de twee keerkringen worden gewoonlijk tropisch genoemd. In de gebieden tussen de keerkringen en de poolcirkels heersen over het algemeen gematigde klimaten. Tussen de poolcirkels en de polen heersen poolklimaten.

Deze ruwe indeling wordt soms zeer verfijnd met maritieme en continentale zones door de belangrijke klimaatsverschillen tussen de kustgebieden en gebieden die meer landinwaarts liggen. Hoewel dit onderscheid al een redelijk nauwkeurige weerspiegeling is van de werkelijke situatie, wordt dan nog geen rekening gehouden met de belangrijke effecten die bergketens en zeestromingen op het klimaat hebben.

Hoe belangrijk deze factoren zijn kan men zien als men het klimaat van het noorden van Newfoundland, in Canada, vergelijkt met dat van het noorden van Schotland. Deze gebieden liggen op dezelfde breedtegraad en zijn beide kustgebieden. Maar in het noorden van Newfoundland heerst een poolklimaat, terwijl Schotland - als gevolg van het effect van de warme Golfstroom - een gematigd klimaat heeft.

Bij de hieronder weergegeven indeling van de klimaten wordt rekening gehouden met zulke factoren, ook met de vegetatiezones op aarde. Binnen deze klimaatzones kunnen echter nog afwijkingen van het gemiddelde voorkomen, dikwijls als gevolg van lokale weerpatronen.

Klimaatgordels en weertype.

Hieronder volgt een kort overzicht van de klimaatgordels en daarbij horende weertype.

* Tropisch: Veel regen, altijd hoge temperatuur en vochtigheid en een kort droog seizoen.

* Subtropisch: Grotere temperatuurvariatie; nat en droog seizoen duren even lang.

* Aride (droog): Altijd weinig regen en zeer groot temperatuursverschil tussen nacht en dag en

  tussen zomer en winter.

* Semi-Aride: In het algemeen minder extreem dan aride. Veel regen en minder extreme 

  verschillen tussen zomer- en wintertemperaturen.

* Mediterraan: Hete, droge zomers en koel, natte winters.

* Gematigd: Vrij gelijkmatige regenval en vier duidelijk onderscheiden seizoenen. Warme

   zomers en koude winters.

* Noordelijk gematigd: Dezelfde temperatuurkenmerken, maar de winters duren langer (tot 9

  maanden) en er valt meer sneeuw.

* Bergklimaat: Veel lagere temperaturen dan op zeeniveau. Sneeuwval is constant, maar

  regenval is variabel (afhankelijk van de regenbrengende wind).

* Poolklimaat: Extreem lange en koude winters, met iets warmere zomers. Veel sneeuw, maar

  vrijwel geen regen.

* Kustklimaat: Geringere temperatuurvariatie dan in het binnenland. Het weer wordt bepaald

  door de zeeoppervlaktetemperatuur.

Klimaatgordels
De ligging van klimaatgordels wordt bepaald
door talrijke factoren, zoals windpatronen,
regenval en de temperatuur van het zeewater
Volgende.
Vorige.